Gepubliceerd op 13-12-2018
Processen-verbaal die worden opgesteld door een belastingambtenaar, kunnen het bewijs opleveren van een overtreding van fiscale wetgeving (artikel 340 WIB92, artikel 59, § 1 WBTW). Een proces-verbaal levert zelfs het bewijs op zolang het tegendeel niet bewezen is, althans wat de materiële vaststellingen betreft die de ambtenaar zelf doet. Maar hoe ver mogen die vaststellingen gaan? Mag de fiscus een belastingplichtige observeren? Mag hij hem schaduwen of achtervolgen, bij hem binnenkijken? De recente rechtspraak bevat heel wat interessante uitspraken.
Een controleur die vaststellingen doet, durft zich al wel eens te mengen in andermans privacy. Een belastingplichtige die het voorwerp uitmaakt van stelselmatige vaststellingen door een fiscaal ambtenaar omtrent zijn doen en laten, ervaart dat wellicht als een aantasting van zijn privacy.
Respect voor de privacy is een fundamenteel recht. Zowel internationale verdragen als de Grondwet bieden bescherming tegen een ongeoorloofde inmenging in het privéleven door een overheid (artikel 8 EVRM, artikel 17 BUPO, artikel 15, 22 en 29 Gw.). Een inmenging is slechts geoorloofd als er een wettelijke basis voor bestaat (legaliteitseis) en de inmenging noodzakelijk is in een democratische samenleving (noodzakelijkheidsvereiste) om een welbepaalde legitieme doelstelling te bereiken, zoals bijvoorbeeld het economisch welzijn van het land (legitimiteitsvereiste).
In het strafrecht werd de noodzaak van een duidelijke wettelijke omkadering van de observatie als onderzoeksdaad jaren geleden al ingezien. Initieel werd die ‘bijzondere opsporingstechniek’ in het strafonderzoek nog toegepast op basis van ministeriële circulaires, maar gelet op het heimelijk karakter en de mogelijke inbreuk op fundamentele rechten, alsook de rechtspraak van het Mensenrechtenhof, achtte men een wetgevend ingrijpen noodzakelijk.
Precies omdat werd ingezien dat de observatie een inbreuk maakt op de privacy van de geobserveerde, werd die onderzoeksdaad in het strafrecht gekoppeld aan strikte wettelijke voorwaarden, zoals het principe van de subsidiariteit, proportionaliteit, een machtiging van de procureur des Konings, enz.
In het fiscaal recht is het observeren door een fiscaal ambtenaar van een belastingplichtige nergens als zodanig geregeld. Dat de fiscus feiten moet kunnen vaststellen, is aanvaard en wenselijk. De fiscus moet kunnen nagaan of de belasting correct is gevestigd, om het economisch welzijn van het land te verzekeren. Maar soms kan het doen van vaststellingen dermate ingrijpend zijn dat daardoor wordt ingebroken in de privésfeer van de belastingplichtige.
U leest meer hierover in het artikel van Toon Sas in Fiscale Actualiteit.