De basisprincipes
De btw-eenheid is een al sinds jaar en dag gekende figuur voor groepen van vennootschappen. We herhalen in deze tekst nog even kort de basisprincipes. Vennootschappen die economisch, financieel en organisatorisch verbonden zijn kunnen toetreden tot een btw-eenheid. Een btw-eenheid wordt voor btw-doeleinden aanzien als één en dezelfde btw-plichtige. Het gevolg daarvan is dat handelingen tussen de leden van eenzelfde btw-eenheid buiten de werkingssfeer van de btw vallen.
Optimalisaties met btw-eenheid
De voordelen van een btw-eenheid zijn divers en afhankelijk van de feitelijke omstandigheden. In de meeste gevallen wordt de figuur gebruikt om de btw-aftrek op groepsniveau te optimaliseren. De klassieke situatie is een btw-eenheid tussen een patrimoniumvennootschap en een btw-plichtige exploitatievennootschap die een onroerend goed huurt van de patrimoniumvennootschap. De onroerende verhuur is principe vrijgesteld van btw, waardoor de patrimoniumvennootschap geen recht op aftrek heeft van de btw die werd betaald op de aankoop of oprichting van het vastgoed.
Door het oprichten van een btw-eenheid valt die onroerende verhuur tussen beide leden buiten de werkingssfeer van de btw. (interne handeling). Het recht op aftrek van de btw over het onroerend goed wordt dan nog uitsluitend bepaald op basis van de externe, btw-plichtige handelingen van de exploitatievennootschap.
Voorwaarde van economische verbondenheid
Vennootschappen maken in principe slechts deel uit van een btw-eenheid indien ze economisch verbonden zijn met elkaar. Dat is zo indien:
- de voornaamste werkzaamheid van ieder van hen van dezelfde aard is, of
- hun werkzaamheden elkaar aanvullen of beïnvloeden of kaderen in het nastreven van een gezamenlijk economisch doel, of
- de werkzaamheid van de ene belastingplichtige geheel of gedeeltelijk wordt uitgeoefend ten behoeve van de anderen.
Tot hiertoe was het zo dat die economische verbondenheid al moest bestaan bij de oprichting van de btw-eenheid werd aangevraagd door de btw-plichtige. Dit had als gevolg dat de enkele intentie van een btw-plichtige om bijvoorbeeld een op te richten onroerend goed te verhuren aan een andere btw-plichtige onvoldoende was om de economische verbondenheid aan te tonen. Dit standpunt wordt nu aangepast.
Onder de volgende voorwaarden aanvaardt de administratie dat de economische verbondenheid kan worden aangetoond via de toekomstige verhuur van een gebouw dat op het tijdstip van de aanvraag van de oprichting van de btw-eenheid nog in oprichting is:
- het bestaan van de toekomstige onroerende verhuur wordt vastgelegd in een notariële akte (de akte moet worden toegevoegd aan de aanvraag tot identificatie van de btw-eenheid);
- de notariële akte moet zowel de betrokken partijen als het betreffende onroerend goed duidelijk omschrijven (adres, voor welke activiteiten zal het gebouw worden gebruikt, enzovoort);
- indien de oprichting van het gebouw nog moet starten, moet er al sprake zijn van een ontvankelijk en volledig verklaarde stedenbouwkundige vergunning;
- de identificatie van de btw-eenheid en de ingebruikneming van het gebouw vinden plaats in hetzelfde kalenderjaar.
Dit betekent een grote versoepeling voor veel vennootschapsgroepen die alleen kan worden toegejuicht.
Ontbinding btw-eenheid
Indien een btw-plichtige toetreedt tot een btw-eenheid moet die in principe verplicht lid blijven van de btw-eenheid tot en met 31 december van het derde jaar volgend op de toetreding of tot en met 31 december van het derde jaar volgend op de oprichting van de btw-eenheid. Indien de verbondenheidsvoorwaarden echter niet meer voldaan zouden zijn, dan is het lid verplicht om uit te treden uit de btw-eenheid.
Lange tijd was het onduidelijk of dit ook betekende dat een btw-eenheid niet vrijwillig kon ontbonden worden binnen de drie jaar na de oprichting ervan. Nu wordt in de commentaren expliciet bevestigd dat een btw-eenheid wel degelijk vrijwillig kan worden ontbonden binnen de drie jaar na de oprichting ervan.
Verplichte uittreding van een lid
Een lid van een btw-eenheid moet verplicht uittreden indien de verbondenheidsvoorwaarden niet langer worden voldaan. Indien het lid zich in een procedure van insolvabiliteit bevindt gebeurt er bovendien een uittreding van rechtswege. De btw-commentaren verduidelijken nu welke procedures van insolvabiliteit worden bedoeld en wat het moment van uittreding is:
- faillissement (datum vonnis faillietverklaring);
- gerechtelijke reorganisatie door een collectief akkoord of door overdracht onder gerechtelijk gezag (datum van het vonnis over het verzoek tot gerechtelijke reorganisatie);
- collectieve schuldenregeling (dag van de beschikking van toelaatbaarheid).
Opgelet! De vrijwillige ontbinding van een lid zorgt niet voor een verplichte uittreding van rechtswege.
Compensatiemaatregel bij herzieningen
Bij de toetreding van een lid tot een btw-eenheid moet het individuele lid in principe een herziening verrichten van de voorheen afgetrokken btw op zijn bedrijfsmiddelen. Het lid houdt als het ware op te bestaan voor btw-doeleinden en moet de voorheen afgetrokken btw zo terugstorten aan de schatkist, dit uiteraard in de mate dat de herzieningstermijn nog niet verstreken is. Deze herziening moet in principe gebeuren in de laatste periodieke btw-aangifte die wordt ingediend door het lid.
Omgekeerd kan door de btw-eenheid dan weer een herziening in het voordeel van de btw-plichtige gebeuren van diezelfde btw, dit in de mate dat de btw-eenheid de bedrijfsmiddelen aanwendt voor btw-plichtige externe handelingen. Deze herziening gebeurt in de eerste periodieke btw-aangifte die wordt ingediend in hoofde van de btw-eenheid. Indien de btw-eenheid volledig recht op aftrek heeft, betekent deze herziening opnieuw geen effectieve btw-kost maar wel een voorfinanciering van de btw. Hetzelfde principe maar dan in de omgekeerde richting is van toepassing bij de uittreding uit een btw-eenheid.
Om deze voorfinanciering te vermijden, voorziet de administratie in een compensatiemaatregel, waarbij beide herzieningen met elkaar kunnen gecompenseerd worden in de eerste (laatste) btw-aangifte van de btw-eenheid. Daarvoor moeten het betrokken lid en de vertegenwoordiger van de eenheid hun schriftelijke toestemming geven en zij moeten een afschrift van de tabel der bedrijfsmiddelen bezorgen aan het bevoegde btw-controlekantoor.
In de circulaire die de algemene werking van de btw-eenheid toelicht, is opgenomen dat ‘het uiteindelijke resultaat’ van de compensatie van de herzieningen moet opgenomen worden in de btw-aangifte. Bovenstaande formulering zou kunnen geïnterpreteerd worden in die zin dat, indien de toepassing van de compensatiemaatregel ertoe leidt dat er geen bedrag aan btw moet worden betaald noch teruggevraagd, er niets moet opgenomen worden in de btw-aangifte.
In een antwoord op een parlementaire vraag werd deze redenering bevestigd. De minister voegde er echter aan toe dat deze zienswijze zou worden aangepast. De recent gepubliceerde commentaar stelt nu expliciet dat zowel het bedrag van de positieve (rooster 62) als van de negatieve herziening (rooster 61) moet worden opgenomen in de btw-aangifte, ook al is het saldo nul.
Auteur: Sven Loosvelt
De volledige tekst en aanvullende info over de btw-eenheid vindt u op monKEY.